Speenkruid, Ficaria verna verna

Sommige tuinliefhebbers kijken een beetje meewarig naar gele planten, maar in de natuur betekent geel dat het tijd is voor een uitbundig voorjaar. In februari-maart beginnen klein hoefblad en speenkruid te bloeien, al snel gevolgd door dotters, paardenbloemen, boterbloemen en wat later de geelbloeiende koolzaadachtigen. Nog weer later kleuren veel bermen geel door de bloeiende streepzaden en andere gele composieten. Dankzij al die bloemen is geel echt een voorjaarskleur.

Vanaf eind februari kun je de vrolijke, gele sterretjes van bloeiend speenkruid vinden. Deze inheemse plant groeit in het hele land op open grasvelden, slootkanten, bosranden en in tuinen. De grondsoort maakt weinig uit, als het maar voedselrijk en niet te droog is. Speenkruid doet het prima op lichte plekken en in de halfschaduw. Als je goed kijkt, zal het opvallen dat de bloemen onderling nogal eens verschillen; de één heeft veel meer bloemblaadjes dan de ander.

Speenkruid groeit vaak in goed gezelschap, bij stinzenplanten in de buurt. Stinzenplanten zijn niet ‘echt’ inheems, maar werden hier aangeplant op landgoederen, boerderijen en begraafplaatsen. Op die plekken konden ze zich goed handhaven en verwilderden ze. Veel stinzenplanten groeien vroeg in het voorjaar. Voordat het blad aan de bomen komt, valt er licht genoeg op de grond en vormt de losse, luchtige bodem een ideale groeiplaats.  Het inheemse speenkruid is oorspronkelijk niet aangeplant, maar groeit graag in hetzelfde milieu. Het wordt dan ook wel een ‘stinzenbegeleider’ genoemd.

Als vroege bloeier en algemene plant die op veel plekken voorkomt, is speenkruid heel waardevol voor insecten. Net als andere vertegenwoordigers van de ranonkelfamilie levert speenkruid veel stuifmeel aan wilde bijen, hommels en honingbijen.

Hoewel speenkruid maar beperkt zaad produceert, kan het de tuin aardig vullen. Dat heeft te maken met de ‘speentjes’: de kleine knolletjes die de plant aan de voet en in de bladoksels produceert. Een bijnaam voor speenkruid is ook wel ‘haneklootjes’.

Al snel na de bloei sterft het blad af en blijven de knolletjes op de grond liggen. Volgend jaar ontwikkelen ze zich tot nieuwe planten. Wroeten, grond verplaatsen of een flinke regenbui zorgen voor een effectieve verspreiding. Omdat het blad van speenkruid al snel na de bloei afsterft, hebben later groeiende planten er geen hinder van. Wel kan het soms andere voorjaarsbloeiers, die net iets later tevoorschijn komen, een beetje in de weg zitten. Als het geel geworden blad je stoort,  kun je het voorzichtig verwijderen. Wil je de hoeveelheid speenkruid indammen, trek dan niet teveel, maar haal de planten bij de voet weg, samen met zoveel mogelijk knolletjes. Stop het afval meteen in een emmertje. Dan voorkom je dat je het juist verspreidt.

Voor de liefhebber is er de cultuurvariëteit ‘Brazen Hussy’. Dit door Romke van der Kaa in cultuur gebrachte speenkruid is een beauty, de gele bloemen contrasteren prachtig met het donkerrode blad. Bovendien verspreidt deze cultuurvorm zich veel minder op eigen houtje. Daarmee trekt het de tuinliefhebber die het gewone speenkruid diep in z’n hart toch ‘onkruid’ vindt, over de streep.

Tekst en foto’s: Machteld Klees, Bureau Zonneklaar

1 gedachte over “Speenkruid, Ficaria verna verna”

  1. Beste lezer,
    Ik heb een stukje tuin onder struiken waar cyclamen coum en crocussen groeien. Nu komt er ook speenkruid tussen de cyclaampjes op. Moet ik deze verwijderen om te voorkomen dat de cyclamen verdwijnen of kan het geen kwaad?
    Met vriendelijke groet,
    Christien van den Bosch

    Beantwoorden

Plaats een reactie