Winterakoniet, Eranthis hyemalis,

Allerlei planten bloeien tegenwoordig midden in de winter, zeker nu er steeds vaker zachte winters zijn. Wat dus een late, vroege of doorbloeiende plant is, is niet altijd even duidelijk. Een onbetwiste zeer vroege voorjaarsbloeier is toch wel de winterakoniet (Eranthis hyemalis). Al in januari komen de vrolijke gele bloemetjes tevoorschijn.

Je moet wel goed kijken, want veel hoger dan tien cm wordt het niet. Het halskraagje van ongesteelde, ingesneden blaadjes direct onder de bloem ziet er behaaglijk warm uit. Met flink wat geluk kun je ze zelfs ruiken. Daarvoor moet je het treffen op een zonnige, windstille dag. Op zulke dagen worden ook de eerste insecten actief, zoals vliegen en, als de temperatuur boven 10º C komt, ook honingbijen. Met zon staan de bloemen wijd open, bij regen en ‘s nachts sluiten ze weer. Winterakoniet zaait zich onder gunstige omstandigheden uit, maar de zaadproductie kan van jaar tot jaar verschillen, afhankelijk van het weer en de bezoekende bestuivers.

Aan de bloei en vooral ook aan de vruchtjes kun je zien dat je met één van de leden van de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) te maken hebt. Ranonkelachtige hebben veel meeldraden; denk maar aan boterbloemen en speenkruid. De vruchtbladen, die als ze rijp zijn aan de zijkant openspringen, kom je ook bij meer ranonkels tegen, bijvoorbeeld dotter en akelei. In de bloem zitten een zestal buisjes, met een schuine opening. Dit zijn de nectariën, waar de nectar in afgescheiden wordt.

Winterakoniet komt van oorsprong uit Zuidoost-Europa en is al vanaf de 16e eeuw in cultuur. Ze worden tot de stinzenplanten gerekend. Vooral in het noorden van het land zijn er prachtige begroeiingen van winterakoniet te vinden.

Huize Baak, oude begroeiing winterakoniet, sneeuwklok

Veel stinzenplanten zijn bolgewassen, maar winterakoniet heeft korte, gedrongen wortelstokken, die eruit zien als een knolletje. Vanaf het vroege najaar kan er geplant worden. Het beste kun je de wortelstokjes eerst een nacht in water laten weken. Vijf cm diep is prima. Als je maar weinig wortelstokjes plant, zet ze dan niet te ver uit elkaar. Eén winterakoniet valt niet op, een klein groepje springt meer in het oog. Op zware klei of droog zand wil het niet best en verdwijnt de plant vaak. Op een humusrijke, lemige plek of op lichte klei met een beetje kalk, niet te droog en niet te nat, gaat het wel goed. Toch duurt het een aantal jaar voordat de plant zich voldoende uitgezaaid heeft om een mooie begroeiing te vormen, geduld dus. Een zonnig gazon of lichte schaduw, bijvoorbeeld onder transparante bomen, is heel geschikt maar een dikke laag blad op de grond wordt op den duur teveel. Vooral de kiemplanten kunnen zich dan slecht ontwikkelen.

Zaailingen herken je door hun ingesneden wortelblaadjes. Het duurt een paar jaar voordat de jonge plant voor het eerst bloeit. Een veldje winterakonieten, samen met sneeuwklokjes, is een prachtige combinatie. Vooral in oudere tuinen en op landgoederen kunnen prachtige begroeiingen ontstaan, als het maar de tijd krijgt. Net als bij andere stinzenplanten is het belangrijk dat er niet gemaaid wordt voordat de vruchtjes rijp zijn en het zaad eruit gevallen is. Anders kunnen ze zich niet uitzaaien.

Tekst en foto’s: Machteld Klees, Bureau Zonneklaar

Plaats een reactie